Prinsjesdag 2024; de belangrijkste wetsvoorstellen op een rij

Het Kabinet heeft op Prinsjesdag (17 september 2024) het Belastingplan 2025 bekend gemaakt. In dit artikel behandelen wij de belangrijkste fiscale wijzigingen en regelingen die ons opvallen. Wij hebben de maatregelen opgedeeld in Particulieren, Ondernemers en Overige maatregelen.

Particulieren

Tarieven box 1 inkomstenbelasting

De meest in het oog springende verandering voor particulieren is de splitsing van het gezamenlijk basistarief voor de inkomstenbelasting en loonbelasting. Kortom, er komen weer drie belastingschijven voor inkomen uit werk en wonen.

De eerste (nu geldende) belastingschrijf wordt namelijk opgeknipt in twee verschillende schijven, waarbij het inkomen in de eerste schijf (tot € 38.441) zal belasten worden tegen 35,82%. Daarnaast zal het inkomen in de tweede schijf, welke zal gelden vanaf een inkomen van € 38.441, worden belast tegen 37,48%. Ter volledigheid: de derde schijf zal gelden bij inkomens vanaf € 76.817 en blijft op 49,5%.

Tarief box 2 inkomstenbelasting

Daarnaast wordt de hoogste schijf van het box 2-tarief per 2025 verlaagd van 33% naar 31%. Het lage tarief, voor inkomen uit aanmerkelijk belang tot en met € 67.804 (en € 135.608 bij fiscaal partners) zal gelijk blijven op 24,5%.

Tarief box 3 inkomstenbelasting

Ondanks de aankondiging in het Hoofdlijnenakkoord zal het tarief in box 3 van de inkomstenbelasting niet worden verlaagd volgend jaar. Het tarief blijft ook komend jaar 36% na de eerdere verhoging in 2024.

Heffingskortingen

Heffingskortingen mogen in aftrek worden gebracht op de verschuldigde inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen. Deze heffingskortingen zullen per 2025 alleen worden verlaagd.

Algemene heffingskorting

Deze korting wordt toegepast wanneer het inkomen uit werk en woning het grensbedrag van € 28.406 (€24.812 in 2024) overstijgt. De algemene heffingskorting is gemaximeerd op € 3.068 een verlaging van de € 3.362 in 2024. De algemene heffingskorting wordt aankomend jaar iets minder snel afgebouwd dan vorig jaar. Het afbouwpercentage is namelijk 6,337%, waarbij dit in 2023 nog 6,63% was.

Arbeidskorting

Ten eerste wordt de maximale arbeidskorting verhoogd van € 5.532 naar € 5.599. Deze korting wordt afgebouwd met 6,51%, tot nihil, indien het arbeidsinkomen het grensbedrag van € 42.071 overstijgt. In 2024 was dit grensbedrag nog € 39.957.

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

Het afschaffen van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) is uitgesteld. Eerder was namelijk het voornemen om de IACK per 2025 af te schaffen. De afbouw zal echter alsnog geleidelijk in gang worden gezet per 2027.

Op dit moment bedraagt de IACK 11,45% van het arbeidsinkomen, indien dit inkomen groter is dan € 6.145. Deze grens wordt per 2025 verlaagd met € 72, namelijk vanaf € 6.073.

30%-regeling voor expats

Per 1 januari 2024 is de 30%-regeling voor de vergoeding van extraterritoriale kosten versoberd bij het Belastingplan 2024. In de eerste twintig maanden is het percentage 30% van  het loon, gevolgd door 20% in de daaropvolgende twintig maanden en 10% in de laatste twintig maanden. Daarnaast is de 30%-regeling sinds 2024 gemaximeerd met een grondslag van € 233.000.

Het Kabinet is voornemens deze versobering voor een groot deel terug te draaien, aangezien het vestigingsklimaat hiermee onder druk zou staan. Daarbij zal wederom bij een vast percentage worden aangesloten. De 30%-regeling wordt vanaf 1 januari 2027 de 27%-regeling. Daarbij wordt het salariscriterium weliswaar verhoogd naar € 50.436 (en tot 30-jaar met een mastergraad op € 38.338).

Voor ingekomen werknemers die vóór 2024 de 30%-regeling hebben toegepast geldt respecterend overgangsrecht. Voor hen blijft tot het einde van de looptijd een percentage van 30% gelden en de oude (geïndexeerde) salarisnormen.

Ondernemers

Aanpassing bedrijfsopvolgingsregeling

In het Belastingplan worden vier maatregelen voorgesteld, welke reeds bekend waren. De vier maatregelen betreffen wijzigingen in de bedrijfsopvolgingsregelingen in de inkomstenbelasting en de schenkbelasting. De voorgestelde maatregelen zijn als volgt:

  1. De toegang tot de regelingen wordt beperkt tot reguliere aandelen met een minimaal belang van 5% in het geplaatste kapitaal.
  2. De bezitseis en de voortzettingseis binnen de bedrijfsopvolgingsregeling worden versoepeld.
  3. Er wordt aandacht besteed aan onbedoeld gebruik van de regeling op (zeer) hoge leeftijd.
  4. Specifieke constructies met een bedrijfsopvolgingscarrousel worden aangepakt.

Deze maatregelen zijn bedoeld om per 1 januari 2026 in werking te treden, met uitzondering van de versoepeling van de voortzettingseis, die al per 1 januari 2025 van kracht moet worden.

Bovendien zijn er vorig jaar ook andere maatregelen aangenomen die per 1 januari 2025 in werking treden:

  1. De afschaffing van de 5% doelmatigheidsmarge voor beleggingsvermogen, met de aantekening dat deze bij de doorschuifregeling later in werking treedt.
  2. Bedrijfsmiddelen die zowel privé als zakelijk worden gebruikt, kwalificeren alleen voor zover ze in de onderneming worden ingezet.
  3. Voor de schenking van een aanmerkelijk belang geldt voortaan een minimumleeftijd van 21 jaar voor de verkrijger.
  4. De eis van een dienstbetrekking in de doorschuifregeling vervalt.
  5. De aanpassing van de bedrijfsopvolgingsregeling, waarbij de 100%-vrijstelling wordt verhoogd naar maximaal € 1,5 miljoen en de huidige 83%-vrijstelling wordt verlaagd naar 75%.

Giftenaftrek

Het Kabinet gaat de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting afschaffen per 1 januari 2025. Op dit moment zijn giften aan ANBI tot een maximum van € 100.000 en 50% van de belastbare winst aftrekbaar. Vanaf 2025 is dus geen aftrek meer mogelijk.

Daarnaast wordt ook het geven uit de BV afgeschaft. Op dit moment kunnen DGA giften doen vanuit de BV zonder aanvullende fiscale gevolgen. Per 2025 worden dergelijke giften van de BV als privégiften gezien, waardoor belastingheffing over een verkapte winstuitdeling het gevolg zal zijn.

In het Hoofdlijnenakkoord was opgenomen dat de giftenaftrek in de inkomstenbelasting per 2028 ook zou wijzigen. Deze wijzigingen zijn echter van de baan. Wel zal het Kabinet de huidige maatregelen evalueren en mogelijk met andere aanpassingen komen.

Excessief lenen

Bij het excessief lenen kunnen dubbeltellingen ontstaan bij personenvennootschappen. Voor verschillende situaties worden aanpassingen voorgesteld om ongewenste heffing op basis van excessief lenen te voorkomen.

Verlaging MKB-winstvrijstelling en zelfstandigenaftrek

De zelfstandigenaftrek wordt in 2025 verlaagd naar € 2.470 (in 2024 is dit nog € 3.750). De MKB-winstvrijstelling zal in 2025 12,7% bedragen (in 2024 was dit 13,31%). De eerder aangekondigde verdere verlaging van deze vrijstelling naar 12,03%, welke was voorgesteld in de Voorjaarsnota van 2024, wordt dus afgezwakt.

Earningstrippingsmaatregel

De earningstrippingsmaatregel is een renteaftrekbeperking, welke generiek van toepassing is. Indien het saldo aan renten meer bedraagt dan 20% van de gecorrigeerde winst én meer bedraagt dan € 1 miljoen, wordt de aftrek van de rente beperkt. In dit kader geldt het hoogste bedrag als grensbedrag.

Het Kabinet is voornemens het eerdergenoemde percentage van 20% naar 25% te verhogen. Met de verhoging van dit percentage wil het Kabinet aan te sluiten bij het Europese gemiddelde.

Daarnaast is er voorgesteld een antifragmentatiemaatregel in te voeren. Hiermee moet worden bewerkstelligd dat groepen zich niet opknippen in meerdere vennootschappen, om meermaals gebruik te maken van de drempel van € 1 miljoen. Deze antifragmentatiemaatregel gaat alleen gelden voor vastgoedvennootschappen, waarbij de bezittingen (kort gezegd) voor meer dan 50% uit onroerende zaken bestaan en aan derden worden verhuurd.

Kwijtscheldingswinstvrijstelling en verliesverrekening

De samenloop van de kwijtscheldingswinstvrijstelling en verliesverrekening wordt aangepast, omdat deze tot ongewenste belastingheffing kan leiden.

Per 1 januari 2022 kunnen verliezen van meer dan € 1 miljoen slechts verrekend worden tot 50% van de resterende belastbare winst. Hierdoor kan vennootschapsbelasting verschuldigd worden bij grotere kwijtscheldingswinsten, omdat de vrijstelling dan niet (volledig) van toepassing is.

Het Kabinet stelt voor om de regeling omtrent kwijtscheldingswinstvrijstelling aan te passen. De aanpassing zorgt er voor dat de kwijtscheldingswinst in die situaties volledig zal zijn vrijgesteld. Tegelijkertijd worden de nog te verrekenen verliezen verminderd.

Liquidatieverliesregeling aangepast

Liquidatieverliezen uit deelnemingen zijn onder voorwaarden aftrekbaar en vallen daarmee niet onder deelnemingsvrijstelling. Ter bepaling van de grootte van dit verlies staat het opgeofferd bedrag centraal. In sommige gevallen wordt, als het gevolg van het weer verhogen van een vordering, na deze in eerste instantie te hebben afgewaardeerd, een aanpassing van het opgeofferde bedrag niet juist doorgevoerd. In bepaalde gevallen ontstaat dan een belastbare winst, terwijl er geen corresponderende opwaarderingsreserve wordt genomen. Nu wordt voorgesteld om deze vergeten opwaarderingsreserve alsnog toe te voegen aan het opgeofferd bedrag.

Objectvrijstelling buitenlandse ondernemingswinst

De objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten wordt aangepast voor specifieke situaties. Indien sprake is van een mismatch, waarbij het ene land een vaste inrichting niet als zodanig erkent, op grond van wetgeving in een ander land, zal de objectvrijstelling voor ondernemingswinsten tóch van toepassing zijn.

Het gevolg zou anders zijn dat het ene land de (niet-)vaste inrichting in het eigen land zal belasten. Het andere land zal de vaste inrichting ook in de heffing willen betrekking. Hierdoor zou er dubbele belastingheffing ontstaan. Om die reden is de regeling doorgevoerd, om deze overkill te voorkomen.

Inkoopfaciliteit dividendbelasting

Op dit moment bestaat er een inkoopfaciliteit om dividendbelasting te voorkomen bij de inkoop van beursgenoteerde aandelen. Deze faciliteit zou per 2025 worden afgeschaft. Het Kabinet draait deze afschaffing echter terug, zodat de faciliteit ook in 2025 blijft bestaan.

Overige maatregelen

Codificatie fraus legis

Ondanks dat er materieel gezien niets zal veranderen aan het al bekende fraus legis, ofwel misbruik van recht, zal er algemene antimisbruikbepaling worden opgenomen in de wet op de vennootschapsbelasting. Daarmee moeten, net als bij fraus legis, kunstmatige (belasting)constructies, welke slechts zijn gericht op het behalen van belastingvoordeel, worden ingeperkt.

Verhoging btw tarieven

Het reguliere (21%) tarief zal vanaf 1 januari 2026 gelden voor specifieke diensten/goederen in de categorieën kortdurend verblijf, cultuur en sport. Het bezoeken van musea, toneelvoorstelling evenals muziekvoorstelling zal vanaf 2026 dus worden belast tegen 21%. Speeltuinen, pretparken en enkele andere categorieën blijven onder het lage tarief (9%) vallen. Daarnaast wordt het bezoeken van sportevenementen, zwembaden en sportscholen voortaan tegen het reguliere tarief belast, maar lidmaatschap van een sportvereniging niet. Verhuur voor korte periodes zal evenwel worden belast tegen 21%. Daarbij kan naast verhuur van hotelkamers en vakantiewoningen ook worden gedacht aan kortdurende verhuur van woningen aan particulieren. Kamperen blijft wel belast onder het lage tarief.

Herziening op vastgoed investeringsdiensten

Ook voor kostbare diensten welke worden verricht aan onroerende zaken zal vanaf 2026 een herzieningsperiode gaan gelden. Deze herzieningsperiode zal vijf jaar duren. Indien het onroerende goed niet langer voor belaste prestaties zal worden gebruikt, zal de btw op de relevante diensten moeten worden herzien.

Voorwaarde daarbij is dat deze diensten zien op investeringsdiensten. In andere woorden, het moet gaan om een aanpassing van duurzame aard. Hierbij valt onder meer te denken aan verbouwingen, herstel of onderhoud.

Verlaging tarief voor woningen (niet eigen gebruik)

Het percentage in de overdrachtsbelasting voor woningen, welke niet in eigen gebruik zijn, zal per 1 januari 2026 worden verlaagd van 10,4% naar 8%. Deze aanpassing is bedoeld om de huursector te stimuleren. De huidige vrijstelling voor starterswoningen en 2% voor eigen woningen blijven bestaan. Dit betekent dat de overdrachtsbelasting een regime voor 0%, 2%, 8%, 10,4% en de samenloopregeling zal kennen.

Hoogte belastingrente

Het Kabinet voert de mogelijkheid in om het belastingrentepercentage voortaan gedifferentieerd vast te stellen, waarbij te betalen en te ontvangen percentages kunnen verschillen. Deze voorgenomen aanpassing berust mede op het arrest van de Hoge Raad, waarin zij heeft gesteld dat het belastingrentepercentage gelijk moet zijn aan hetgeen een belastingplichtige aan een bank zou betalen. Op dit moment is de belastingrente namelijk vaak hoger dan een bancaire rente. Zo is de huidige belastingrente voor de inkomstenbelasting 7,5% en voor de vennootschapsbelasting zelfs 10%. Er bestaat echter geen voornemen deze percentages nu te differentiëren. Waarschijnlijk zullen de percentages volgend jaar 6,5% en 9% bedragen.

Invorderingsrente

Per 1 januari 2027 wordt de berekening van invorderingsrente bij het verrekenen van verliezen  aangepast. De aanpassing houdt in dat er invorderingsrente in rekening wordt gebracht bij achterwaartse verrekening van een verlies met een belastingaanslag waarvan de betalingstermijn is verstreken. Echter, wanneer de verrekening plaatsvindt met een belastingaanslag die betrekking heeft op dezelfde belasting en hetzelfde tijdvak, wordt er geen invorderingsrente in rekening gebracht. Dit geldt dus in situaties waarin een aanslag te hoog is vastgesteld.

Verhoging tarief kansspelbelasting

In 2025 wordt het tarief van de kansspelbelasting verhoogd naar 34,2%. Het daaropvolgende jaar zal deze nog verder stijgen en diens eindstation bereiken, waarbij het tarief zal worden gesteld op 37,8%.

Tot slot

Mocht u naar aanleiding van deze maatregelen vragen hebben, neem dan gerust contact met ons op.

Benieuwd wat wij voor u kunnen betekenen?

Neem contact op
Deze website maakt gebruik van cookies.
Annuleren