Besluit herinvesteringsreserve aangepast
Op 27 oktober 2015 is het nieuwe besluit voor de herinvesteringsreserve (HIR) gepubliceerd. In het nieuwe besluit zijn verschillende onderdelen geactualiseerd of verduidelijkt. Andere onderdelen zijn vervallen, bijvoorbeeld doordat de standpunten door de jurisprudentie zijn ingehaald. Wij geven graag een overzicht van de belangrijkste wijzigingen.
In onderdeel 2.4 is verduidelijkt dat een HIR niet gevormd kan worden als deze niet zal worden afgeboekt. Voor de vorming van een HIR moet een herinvesteringsvoornemen aanwezig zijn. Ook gedurende het bestaan van de HIR moet dit voornemen onafgebroken bestaan. Als het voornemen er op enig moment niet meer is, dient de eerder gevormd HIR vrij te vallen (zie HR 9 november 2012, nr. 11/05078, V-N 2012/57.10).
Onderdeel 2.9 geeft aan dat noch de HIR noch de zogenoemde ruilarresten van toepassing zijn op boekwinsten behaald met normale verkopen uit de handelsvoorraad. De Hoge Raad (HR 23 mei 2014, nr. 13/01702, V-N 2014/26.17) heeft in 2014 besloten dat de ruilarresten niet kunnen worden toegepast, indien de faciliteit van de HIR kan worden toegepast. Bij de normale verkoop uit handelsvoorraad, kan geen HIR worden gevormd, zodat de vraag is of de ruilarresten kunnen worden toegepast. Naar de mening van de staatssecretaris is hiervoor geen ruimte, omdat in dat geval het oogmerk van de transacties het maken van omzet (en winst) is en niet het handhaven van de oude situatie.
In onderdeel 5.4 gaat het om de HIR in relatie tot de investering in het buitenland. Op 1 januari 2012 is voor belastingplichtigen voor de vennootschapsbelasting de objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten ingevoerd. De manier waarop met de HIR rekening wordt gehouden bij de vaststelling van de (wereld)winst en de buitenlandse winst is met de invoering van de objectvrijstelling echter niet geëindigd.
Het besluit zelf is hier te vinden.
Indien u vragen heeft, neemt u vooral contact met ons op.