Belastingplan 2020: wijzigingen tonnageregeling
De Europese Commissie heeft onlangs de verlenging van de toepassing van de tonnageregeling voor (i) grote schepen, (ii) zogenoemde serviceschepen en (iii) scheepsmanagement goedgekeurd. Onder de voorwaarde dat Nederland per 1 januari 2020 de tonnageregeling aanscherpt voor (i) tijd- of reischarter, (ii) het vlagvereiste en voor (iii) zogenoemde niet vervoers-werkzaamheden. In het wetsvoorstel ‘Overige Fiscale Maatregelen’ zijn de voorgestelde wijzigingen opgenomen.
Aanscherping tijd- en reischarter voorwaarden
Tijd- of reischarter valt -op basis van de huidige tekst- onder de toepassing van de tonnageregeling indien sprake is van een (mede) eigendom in een schip van ten minste 5%. Voorgesteld wordt een maximum te stellen voor schepen onder tijd-of reischarter die niet onder EU/EER-vlag varen. Dit komt, kort gezegd, op het volgende neer. Het jaartotaal van de nettodagtonnages van de in een jaar in tijd- of reischarter gehouden schepen die niet de vlag voeren van EU/EER-land, mogen niet meer bedragen dan 75% van het jaartotaal van de nettodagtonnages van alle schepen. Bij de berekening van het 75%-plafond wordt de tonnage van een schip in mede-eigendom slechts naar rato van het mede-eigendom in aanmerking genomen. Dit is slechts anders indien tevens sprake is van het volledige bemannings-, technische en commerciële beheer van dat schip. In dat geval wordt bij de berekening van het 75%-plafond de volledige tonnage van dat schip in mede-eigendom in aanmerking genomen. Het is een alles of niets-bepaling. Indien in een jaar niet wordt voldaan aan bovengenoemde voorwaarde, is met betrekking tot alle in tijd- of reischarter gehouden schepen die niet de vlag voeren van een EU/EER-land de tonnageregeling in dat jaar niet van toepassing.
Aanscherping vlagvereiste
De tweede wijziging betreft de aanscherping van het vlagvereiste. Het uitgangspunt van de Europese Commissie is dat bij elke activiteit die onder de tonnageregeling wordt belast, sprake moet zijn van een schip dat de vlag voert van een EU/EER-land. Hierop zijn drie uitzonderingen opgenomen. Het is denkbaar dat een reder, met een beroep op een van de uitzonderingen, in zijn vloot geen enkel schip heeft dat de vlag voert van een EU/EER-land, maar wel onder het bereik van de tonnageregeling valt. Het voorstel is de tonnageregeling te wijzigen waardoor (in samenhang met het overgangsrecht dat wordt voorgesteld) bij iedere ingebruikname van een schip vanaf 1 januari 2020 wordt getoetst of tot voor de tonnageregeling kwalificerende schepen ten minste één schip behoort dat de vlag van een EU/EER-land voert.
Tevens wordt voorgesteld een vlagvereiste in te voeren voor schepen waarvan het volledige bemannings- en technisch beheer in Nederland wordt verricht. Dit houdt in dat ten minste één schip de EU/EER-vlag moet varen. Ook hiervoor kan een beroep op de uitzonderingen worden gedaan.
Voor de invoering van dit vlagvereiste geldt overgangsrecht. Het overgangsrecht behelst, kort gezegd, dat met betrekking tot schepen waarvoor op 31 december 2019 reeds gebruik wordt gemaakt van de tonnageregeling de voorgestelde aanpassingen met betrekking tot het vlagvereiste gedurende een periode die loopt tot en met het eerste boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 2029 nog niet gelden.
Beperking omvang niet-vervoerswerkzaamheden
De derde voorgestelde wijziging van de tonnageregeling beperkt de ruimte om winst die is toe te rekenen aan niet-vervoerswerkzaamheden onder het bereik van de tonnageregeling te brengen. De huidige tonnageregeling kent -met uitzondering voor bepaalde type schepen- geen verplichte winstsplitsing. Staat eenmaal vast dat sprake is van een schip dat bestemd is voor het vervoer van zaken of personen in het internationale verkeer over zee, valt de gehele met de exploitatie van dat schip behaalde winst onder de tonnageregeling. Dat geldt dus tevens voor de winst die is behaald met de werkzaamheden die als niet-vervoerswerkzaamheden kunnen worden beschouwd. De door de Europese Commissie vereiste aanscherping komt erop neer dat het deel van de winst dat afkomstig is uit niet-vervoerswerkzaamheden niet meer mag bedragen dan 50% van de totale jaarwinst die wordt behaald met de exploitatie van het voor het vervoer van zaken of personen in het internationale verkeer over zee bestemde schip (hierna: winstplafond). Indien in een bepaald jaar sprake is van overschrijding van dit winstplafond, komt het deel van de winst dat moet worden toegerekend aan de niet-vervoerswerkzaamheden niet voor de tonnageregeling in aanmerking, zodat dat deel van de winst op grond van de reguliere winstbepalingsregels in aanmerking wordt genomen.
Tot slot
Alleen voor de aanscherping van het vlagvereiste is overgangsrecht opgenomen. De overige voorgestelde wijzigingen, zijnde de invoering van een maximum voor tijd- of reischarter en niet-vervoerswerkzaamheden, zullen gelden per 1 januari 2020, ook dus reeds bestaande gevallen.
Wij raden u aan na te gaan welke impact de voorgestelde wijzigingen bij u hebben. Mocht u hierover vragen hebben, neem dan gerust contact met ons op.