Hoge Raad: Crisisheffing uit 2013 en 2014 kan door de beugel!

Afgelopen vrijdag heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de crisisheffing uit 2013 en 2014 niet in strijd komt met de systematiek van de wet, het gelijkheidsbeginsel of het recht op vrije eigendom. Oftewel: de heffing kan in stand blijven. Hoe zat het ook alweer?

Op 25 mei 2012 kondigde de regerering aan dat er in 2013 een éénmalige crisisheffing zou worden ingevoerd, waarbij de werkgever 16% heffing zouden gaan betalen over het deel van het loon van werknemers boven de € 150.000. De crux zat erin dat als uitgangspunt de lonen van het jaar 2012 zouden gelden. Nadat deze heffing is ingevoerd is er door belastingplichtigen in grote getalen bezwaar aangetekend met als belangrijkste argument dat de materieel terugwerkende kracht een onaanvaardbare inbreuk op het recht van eigendom vormde (art. 1 EP van het EVRM). Het argument was dat lonen die al betaald waren nu getroffen werden door een heffing achteraf.

In 2013 werd de éénmalige crisisheffing met een jaar verlengd, waarbij het uitgangspunt de lonen van het jaar 2013 vormde. In 2014 werd daardoor de crisisheffing afgedragen met als uitgangspunt voor de berekening de lonen van het jaar 2013. Opnieuw werd door belastingplichtige in grote getalen bezwaar aangetekend.

Sindsdien zijn er door diverse rechtbanken en gerechtshoven wisselende uitspraken gedaan over de vraag of de crisisheffing aanvaardbaar was. A-G Wattel heeft een conclusie gekomen. De A-G kwam tot het oordeel dat de crisisheffing gedeeltelijk onaanvaardbaar was. De Hoge Raad heeft de conclusie van de A-G niet gevolgd. Volgens het oordeel van de Hoge Raad noopte de instabiliteit van de eurozone en de Europese begrotingsafspraken ertoe om verstrekkende maatregelen te nemen om de Nederlandse begroting op orde te krijgen, waarbij het van belang was dat die maatregelen zo snel mogelijk effect hadden. Gezien die urgente noodzaak en het feit dat de crisisheffing onderdeel vormde van een pakket van maatregelen, meent de Hoge Raad dat de wetgever de vereiste ‘fair balance’ tussen de belangen van de getroffen belastingplichtigen en de maatschappelijke belangen niet heeft overschreden. De crisisheffing schaadde weliswaar de gerechtvaardigde verwachtingen van de belastingplichtige, maar die schade weegt niet op tegen het maatschappelijke belang.

Overigens merken wij op dat er kritiek is op het oordeel van de Hoge Raad. Men vindt dat de Hoge Raad een te politiek oordeel heeft gegeven en de wetgever te veel de hand boven het hoofd houdt.

Is de zaak daarmee afgerond? Nog niet helemaal. Er zijn nog 2 losse eindjes. Ten eerste: omdat een beroep wordt gedaan op het EVRM is het nog mogelijk om deze zaak aan het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) voor te leggen. Het is dus nog afwachten of het EHRM tot dezelfde conclusie komt.

Ten tweede: de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de crisisheffing in algemene zin aanvaardbaar is. De Hoge Raad geeft echter ook aan dat de crisisheffing onder omstandigheden kan leiden tot een individuele en buitensporige last, waardoor nog steeds strijdigheid met het recht van eigendom kan bestaan. In deze proefprocedures is daar geen beroep op gedaan, maar in individuele gevallen kan dat nog spelen. Wanneer sprake is van een zodanige last is in de rechtspraak niet uitgekristalliseerd.

Mocht u hierover vragen hebben, neem dan vooral contact met ons op.

Meer informatie?

Benieuwd wat wij voor u kunnen betekenen?

Neem contact op
Deze website maakt gebruik van cookies.
Annuleren